Steampunk fantasie van formaat. Het boek is aards, soms ronduit walgelijk maar verbazingwekkend genoeg, ondanks de lengte, feilloos geplot en meedogenloos, verbluffend inventief: een conceptuele doorbraak van de hoogste orde. Het speelt zich af in de stinkende, krioelende, rotte stad New Crobuzon, waar magie, wetenschap en alchemie allemaal functioneren. Mensen, buitenaardse wezens, zelfbewuste dweilen en andere nog bizardere entiteiten handhaven een ongemakkelijke co-existentie. De overgewichtige, getalenteerde maar grillige wetenschapper Isaac, wiens vriendin een khepri is (met het roodhuidige lichaam van een menselijke vrouw en een hoofd dat een enorme scarabee lijkt), accepteert de vliegende humanoïde Yagharek als cliënt. Yagharek, wiens vleugels als straf voor een misdaad van zijn lichaam zijn gehakt, verlangt wanhopig om opnieuw te vliegen. Isaac overweegt om magisch nieuwe vleugels te laten groeien, of mechanische apparaten te maken om de vlucht na te bootsen.